ECLI:NL:CRVB:2015:4472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het functioneren van een leraar in het kader van een tijdelijke aanstelling en de weigering van een vaste aanstelling
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het functioneren van appellante, een leraar, die in het kader van een tijdelijke aanstelling werd geëvalueerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Appellante was aangesteld met uitzicht op een vaste aanstelling, maar haar functioneren werd negatief beoordeeld op drie belangrijke punten: daltondidactiek, klassenmanagement en professionele uitstraling. De directeur van de school had op basis van beoordelingsformulieren van de teamleider, sectievoorzitter en intern opleider geconcludeerd dat appellante op deze punten tekortschoten. Ondanks dat appellante had aangegeven behoefte te hebben aan scholing, werd haar verzoek niet adequaat opgevolgd door de school. De Raad oordeelde dat de school in redelijkheid tot het besluit kon komen om de tijdelijke aanstelling van appellante niet te verlengen, aangezien zij niet aan de gestelde eisen voldeed. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de toetsing van het besluit tot niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband terughoudend dient te zijn, en dat appellante voldoende tijd had om de gewenste verbeteringen door te voeren, maar dat zij hierin niet was geslaagd. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor leraren om zich aan de gestelde eisen te conformeren, vooral in een onderwijscontext waar specifieke didactische vaardigheden vereist zijn.