Uitspraak
5 augustus 2014, 14/1393 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant had zich ziek gemeld op 13 september 2012 en ontving vanaf 13 december 2012 een Ziektewet-uitkering, berekend naar een dagloon van € 155,14. Na een periode van werk bij [werkgever] en een nieuwe ziekmelding op 14 oktober 2013, heeft appellant een nieuwe Ziektewet-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze uitkering per 2 december 2013 vastgesteld op € 103,07, wat appellant betwistte. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht het dagloon had vastgesteld op basis van het loon dat appellant had ontvangen uit de dienstbetrekking met [werkgever]. Appellant stelde dat het Uwv geen rekening had gehouden met overuren die na de referteperiode waren betaald, maar de rechtbank oordeelde dat deze overuren niet vorderbaar waren in de referteperiode. Appellant herhaalde zijn standpunt in hoger beroep, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv het refertejaar correct had vastgesteld en dat de overuren niet konden worden meegenomen bij de vaststelling van het dagloon, omdat deze pas na het refertejaar waren uitbetaald. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak.