In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Arnhem. De appellanten ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en hadden een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor zorg. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft de bijstand van appellanten ingetrokken en teruggevorderd, omdat zij in strijd met hun inlichtingenverplichting geen opgave hadden gedaan van hun inkomsten uit het pgb. De Raad oordeelt dat het college bevoegd is om zelfstandig onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand, en dat de verklaringen van zorgverleners die onder druk zijn afgelegd, niet zonder meer terzijde kunnen worden geschoven. De Raad vernietigt de intrekking van de bijstand met ingang van 1 juni 2011 en de beëindiging van de bijstand met ingang van 24 januari 2012, omdat er onvoldoende bewijs is dat appellanten in die periode niet aan de voorwaarden voor bijstandsverlening voldeden. De Raad bevestigt de weigering van de langdurigheidstoeslag over 2012, omdat het recht op bijstand niet gedurende de gehele referentieperiode kan worden vastgesteld. De proceskosten van appellanten worden vergoed.