ECLI:NL:CRVB:2015:4364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- E. Dijt
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het besluit van het Uwv om appellant geen recht op een WIA-uitkering te verlenen, heeft vernietigd. Appellant, die zich ziek meldde met longklachten en depressieve klachten, had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, maar na een nieuwe aanvraag voor een WIA-uitkering in 2013, werd appellant opnieuw beoordeeld door een verzekeringsarts. Deze concludeerde dat appellant weliswaar beperkingen had, maar in staat was om geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant ten onrechte op minder dan 35% had vastgesteld en verklaarde het beroep van appellant gegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank de besluiten van het Uwv niet had moeten negeren en dat de eerdere besluiten van het Uwv binnen de reikwijdte van de aanvraag van appellant vallen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het besluit van het Uwv herroepen, waarbij het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant.