1.11.Bij besluit van 21 september 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen de bij 1.9 genoemde besluiten ongegrond verklaard onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 september 2012 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 17 september 2012.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de medische belastbaarheid van appellante door de verzekeringsartsen en psychiater Kondakçi op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Appellante heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de conclusie van Kondakçi onjuist is en dat zij meer beperkingen had dan is vastgelegd in de FML van 21 maart 2012. Met dat onderzoek is volgens de rechtbank bevestigd dat appellante haar eigen werk, dan wel de geselecteerde functies kon verrichten. Voorts heeft appellante naar het oordeel van de rechtbank actief bijgedragen aan de totstandkoming van de medische oordelen die ten grondslag hebben gelegen aan de toekenning van de WIA-uitkering en heeft zij hiermee de op haar rustende inlichtingenverplichting uit de WIA en TW geschonden. Het voorgaande brengt volgens de rechtbank mee dat het Uwv, behoudens dringende redenen, gehouden was de WIA-uitkering en de toeslag met terugwerkende kracht in te trekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet gebleken is van dringende redenen op grond waarvan afgezien moet worden van de intrekking van de WIA-uitkering en/of de toeslag.
3. Appellante heeft in hoger beroep de door haar in bezwaar en beroep naar voren gebrachte gronden gehandhaafd. Appellante ontkent dat zij het Uwv opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en betwist dat zij bewust arbeidsongeschiktheid heeft voorgewend teneinde een (hogere) arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel toeslagen daarop te ontvangen. Appellante stelt dat zij destijds last had van hevige paniekaanvallen, niet voor zichzelf kon opkomen en door haar echtgenoot en de heer [X.] werd geïnstrueerd hoe zij zich tijdens spreekuren moest gedragen. Appellante is van mening dat het onderzoek door psychiater Kondakçi onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat haar WIA-uitkering en toeslagen daarop ten onrechte met terugwerkende kracht zijn ingetrokken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA verstrekt een verzekerde, die een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend of recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de betaling daarvan.
4.1.2.In artikel 76, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat het Uwv een beschikking op grond van deze wet herziet of intrekt, indien:
a. als gevolg van het niet of niet volledig nakomen van artikel 27 tot en met 32 en de daarop berustende bepalingen het recht op uitkering niet of niet meer kan worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of de hoogte van de uitkering ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld; (…)
c. anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Op grond van het derde lid kan het Uwv geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien indien daarvoor dringende redenen zijn.
4.1.3.In artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat een uitkering die op grond van deze wet onverschuldigd is betaald en hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 76 door het Uwv onverschuldigd is betaald of verstrekt, door het Uwv wordt teruggevorderd. Op grond van het vierde lid kan het Uwv indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
4.1.4.Op grond van artikel 12 van de TW is degene die aanspraak maakt op een toeslag verplicht aan het Uwv op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan het hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag, de hoogte van de toeslag, het geldend maken van het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald.
4.1.5.Op grond van artikel 11a van de TW herziet het Uwv een besluit tot toekenning onder meer indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12 van de TW heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag.
4.1.6.In artikel 20, eerste lid, van de TW is bepaald dat de toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a onverschuldigd is betaald, door het Uwv wordt teruggevorderd. Op grond van het vijfde lid kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.1.7.Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wtcg heeft de persoon die van rechtswege verzekerd is op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en recht heeft op een uitkering in verband met een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer en de persoon die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer of op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten recht op een tegemoetkoming.
4.1.8.In artikel 24, tweede lid, van de Wtcg zijn de voorschriften opgenomen met betrekking tot de terugvordering van verstrekte tegemoetkomingen.