ECLI:NL:CRVB:2015:4281
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een uitkering ingevolge de WAZ en de bewijslast van dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante, die een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) had ontvangen, stelde dat zij recht had op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij in de periode van 1979 tot 1985 in dienstbetrekking had gewerkt. De Raad benadrukte dat er een zware bewijslast op appellante rustte, gezien het grote tijdsverloop. De enkele verklaring van appellante over haar werkomstandigheden was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een dienstbetrekking. Bovendien was appellante in die periode gehuwd met haar (beweerdelijke) souteneur, wat ook een juridische complicatie met zich meebracht, aangezien een arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten tot 1 april 1997 wettelijk uitgesloten was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellante ongegrond was verklaard, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.