ECLI:NL:CRVB:2015:4247

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
14/4229 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een niet-verantwoord persoonsgebonden budget (pgb) na overlijden van de budgethouder

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door CZ Zorgkantoor B.V. na het overlijden van de budgethouder, [X.]. Het Zorgkantoor had aan [X.] op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een pgb verleend, maar na haar overlijden op 28 augustus 2012 verzocht het Zorgkantoor de erven om verantwoording van de besteding van het pgb. Bij besluiten van 8 en 11 oktober 2012 trok het Zorgkantoor het pgb voor 2012 in en stelde het op nihil, omdat de besteding niet verantwoord was. Het Zorgkantoor vorderde een bedrag van € 38.974,26 terug.

Appellant, als erfgenaam van [X.], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van 8 en 11 oktober 2012 onherroepelijk waren, omdat appellant geen rechtsmiddelen had aangewend. Het Zorgkantoor was enkel gehouden te beoordelen of de verantwoording van 18 oktober 2012 aanleiding gaf om terug te komen op de eerdere besluiten.

In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er slechts ruimte was voor een marginale toetsing. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor een volledige toetsing van het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

14/4229 AWBZ
Datum uitspraak: 28 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
11 juni 2014, 13/5825 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant], als erfgenaam van [X.], te [woonplaats] (appellant)
CZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. van Gemert hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 5 augustus 2015, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Het Zorgkantoor heeft aan [X.] op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de daarop gebaseerde regelingen een persoonsgebonden budget (pgb) verleend.
1.2.
Op 28 augustus 2012 is [X.] overleden. Het Zorgkantoor heeft haar erven gevraagd om de besteding van het pgb tot en met 28 augustus 2012 te verantwoorden.
1.3.
Bij besluiten van 8 oktober 2012 en 11 oktober 2012 heeft het Zorgkantoor het voor het jaar 2012 verleende pgb ingetrokken en het pgb voor het jaar 2012 vastgesteld op nihil wegens het niet verantwoorden daarvan. Het Zorgkantoor heeft een bedrag van € 38.974,26 teruggevorderd.
1.4.
Tegen deze besluiten zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.5.
Op 18 oktober 2012 heeft het Zorgkantoor van appellant verantwoordingsformulieren over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 en over de periode 1 juli 2012 tot en met 28 augustus 2012 ontvangen. Verder heeft appellant declaraties en zorgovereenkomsten overgelegd.
1.6.
Het Zorgkantoor heeft bij besluit van 4 januari 2013 geen aanleiding gezien op de besluiten van 8 of 11 oktober 2012 terug te komen.
1.7.
In bezwaar heeft appellant nadere stukken overgelegd.
1.8.
Bij besluit van 12 november 2013 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor alsnog een bedrag van € 2.400,67 goedgekeurd, een bedrag van € 36.431,24 afgekeurd en een bedrag van € 35.794,47 teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de besluiten van 8 en 11 oktober 2012 onherroepelijk zijn gevonden, omdat appellant geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen deze besluiten. Het Zorgkantoor was daarom slechts gehouden te beoordelen of de verantwoording, die het Zorgkantoor op 18 oktober 2012 heeft ontvangen, aanleiding had dienen te geven terug te komen van de besluiten van 8 en 11 oktober 2012. Met het bestreden besluit is het Zorgkantoor ten gunste van appellant teruggekomen op het besluit van 11 oktober 2012. De rechtbank toetst een dergelijk besluit marginaal en beoordeelt of het Zorgkantoor in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het licht van alle voorhanden zijnde gegevens niet worden volgehouden dat het Zorgkantoor niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het Zorgkantoor heeft ten gunste van appellant een ruimere beoordeling toegepast en zich niet beperkt tot het enkel bezien of de verantwoording van 18 oktober 2012 van appellant buiten behandeling kan worden gelaten.
3.1.
Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat slechts ruimte bestond voor een marginale toetsing. Tegen de besluiten van 8 oktober 2012 en 11 oktober 2012 heeft appellant een rechtsmiddel aangewend. De verantwoording, die op 18 oktober is ingediend, had namelijk moeten worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen deze besluiten. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat het Zorgkantoor slechts gehouden was te beoordelen of deze verantwoording buiten behandeling kon worden gelaten.
3.2.
Het Zorgkantoor heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
De gronden van hoger beroep treffen geen doel. De rechtbank is op juiste gronden tot het oordeel gekomen dat geen rechtsmiddelen zijn ingediend tegen de besluiten van
8 en 11 oktober 2012 en dat de toetsingruimte die de rechtbank heeft ten aanzien van het bestreden besluit een beperkte is. Een verantwoordingsformulier kan niet als bezwaarschrift worden aangemerkt. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 8 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3398. Van een volledige toetsing van het bestreden besluit kan geen sprake zijn. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die nog niet bekend waren of hadden kunnen zijn voor de eerder genoemde besluiten van 8 en 11 oktober 2012. Voor het alsnog houden van een hoorzitting waar appellant om heeft gevraagd bestaat geen reden. Aan de orde kan immers slechts de vraag zijn of er nieuwe feiten of omstandigheden vorenbedoeld zijn. Appellant heeft in beroep en in hoger beroep de kans gehad deze feiten en omstandigheden naar voren te brengen, maar is hierin niet geslaagd.
4.2.
Uit hetgeen onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) V. van Rij

NK