ECLI:NL:CRVB:2015:4247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een niet-verantwoord persoonsgebonden budget (pgb) na overlijden van de budgethouder
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door CZ Zorgkantoor B.V. na het overlijden van de budgethouder, [X.]. Het Zorgkantoor had aan [X.] op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een pgb verleend, maar na haar overlijden op 28 augustus 2012 verzocht het Zorgkantoor de erven om verantwoording van de besteding van het pgb. Bij besluiten van 8 en 11 oktober 2012 trok het Zorgkantoor het pgb voor 2012 in en stelde het op nihil, omdat de besteding niet verantwoord was. Het Zorgkantoor vorderde een bedrag van € 38.974,26 terug.
Appellant, als erfgenaam van [X.], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van 8 en 11 oktober 2012 onherroepelijk waren, omdat appellant geen rechtsmiddelen had aangewend. Het Zorgkantoor was enkel gehouden te beoordelen of de verantwoording van 18 oktober 2012 aanleiding gaf om terug te komen op de eerdere besluiten.
In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er slechts ruimte was voor een marginale toetsing. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor een volledige toetsing van het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.