ECLI:NL:CRVB:2015:4197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting en oplegging van boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering van appellant. Appellant was sinds 30 maart 2010 in aanmerking voor een WW-uitkering, maar na een anonieme melding over zwart werken bij een café, heeft het Uwv onderzoek gedaan. Dit leidde tot de intrekking van de uitkering per 8 augustus 2011 en een terugvordering van € 16.484,50. Daarnaast werd appellant een boete van € 1.650,- opgelegd wegens het niet melden van werkzaamheden.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij werkzaamheden verrichtte voor zijn zus. De Raad bevestigde dat de werkzaamheden als arbeid in het economisch verkeer moeten worden aangemerkt, wat betekent dat appellant zijn hoedanigheid als werknemer heeft verloren voor de uren dat hij werkte. Hierdoor had hij geen recht op de volledige WW-uitkering.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de WW-uitkering heeft herzien en de terugvordering heeft ingesteld. De opgelegde boete van € 450,- werd ook bevestigd, omdat appellant had nagelaten om wijzigingen in zijn situatie te melden. De Raad concludeerde dat het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond was en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van de rechtbank niet in stand konden blijven. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door uitkeringsgerechtigden.