ECLI:NL:CRVB:2015:4074
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering in verband met ZW-uitkering en de toepassing van artikel 58 WWB
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven aan appellant, die eerder een Ziektewet (ZW) uitkering ontving. Appellant ontving een ZW-uitkering tot 19 maart 2012, waarna het college hem met terugwerkende kracht bijstand verleende op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd echter ingetrokken omdat appellant vanaf 19 maart 2012 weer een ZW-uitkering ontving. Het college vorderde de teveel betaalde bijstand terug, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze terugvordering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand terug te vorderen, omdat appellant over de periode van 19 maart 2012 tot 17 juni 2012 beschikte over middelen in de vorm van de ZW-uitkering. De Raad stelt vast dat de terugvordering in overeenstemming is met artikel 58 van de WWB, dat de mogelijkheid biedt om bijstandsuitkeringen terug te vorderen wanneer de betrokkene later over middelen beschikt. Appellant voerde aan dat het college onzorgvuldig had gehandeld door niet de volledige vordering op het Uwv op te geven voor verrekening, maar de Raad oordeelt dat er geen sprake was van onzorgvuldigheid in de terugvordering zelf.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. De Raad herroept het besluit van het college voor zover het de intrekking van de bijstand over de periode in geding betreft. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 2.462,50 bedragen. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens op 17 november 2015.