ECLI:NL:CRVB:2015:4042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid en onvoldoende pogingen tot werkbehoud
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die via een uitzendbedrijf werkzaam was, had op 26 augustus 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering met ingang van 3 juni 2013, omdat de appellant volgens het Uwv verwijtbaar werkloos was. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad wordt onderschreven.
De Raad oordeelt dat de appellant onvoldoende pogingen heeft gedaan om zijn werk te behouden. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant zijn ontslag had ingediend omdat hij zijn werk niet tijdig kon bereiken met het openbaar vervoer en zijn auto defect was. Het Uwv had echter geoordeeld dat de appellant andere mogelijkheden had moeten onderzoeken om naar zijn werk te komen, zoals het vragen van een collega om mee te rijden of het gebruik van een fiets. De Raad bevestigt dat de appellant niet voldoende heeft gedaan om zijn werk te behouden en dat er geen redenen zijn om de maatregel te matigen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 november 2015.