ECLI:NL:CRVB:2015:3969

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
14-4941 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wubo-uitkering wegens gebrek aan blijvende psychische invaliditeit

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1932 in het voormalige Nederlands-Indië, een beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) van 11 augustus 2014, waarin haar aanvraag voor een Wubo-uitkering werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en betrof erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en de toekenning van een periodieke uitkering. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 12 november 2015 uitspraak gedaan in deze zaak.

De appellante had eerder, in 2007, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat er geen blijvende invaliditeit was vastgesteld. In 2014 diende zij opnieuw een aanvraag in, die wederom werd afgewezen. Verweerder erkende weliswaar dat de psychische klachten van appellante verband hielden met oorlogsgeweld, maar handhaafde de afwijzing op basis van het ontbreken van blijvende invaliditeit. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van appellante niet leidden tot significante beperkingen in haar dagelijks functioneren, zoals vereist volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA).

Tijdens de zitting op 1 oktober 2015 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen objectieve medische gegevens waren die de beperkingen van appellante zouden onderbouwen. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de Wubo-uitkering in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

14/4941 WUBO
Datum uitspraak: 12 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 augustus 2014, kenmerk BZ01743396 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2015. Daar is appellante, zoals vooraf door haar bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1932 in het toenmalige Nederlands-Indië, heeft in februari 2007 een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor onder meer een periodieke uitkering. Bij na gemaakt bezwaar genomen besluit van 31 oktober 2008 heeft verweerder alsnog erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld (seksueel geweld door een Japanse soldaat), maar de aanvraag afgewezen omdat geen sprake was van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Het tegen het besluit van 31 oktober 2008 ingediende beroep is door de Raad ongegrond verklaard bij uitspraak van 14 januari 2010,
08/6489 WUBO (ECLI:NL:CRVB:2010:BL0216).
1.2.
Op 7 januari 2014 heeft appellante opnieuw een aanvraag in het kader van de Wubo ingediend. Bij besluit van 6 maart 2014 heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat de bij appellante aanwezige lichamelijke en psychische klachten niet in het vereiste verband staan met het door appellante meegemaakte oorlogsgeweld. Na hiertegen bezwaar te hebben gemaakt, heeft verweerder bij het bestreden besluit alsnog aanvaard dat de psychische klachten van appellante in verband staan met het oorlogsgeweld. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag echter gehandhaafd op de grond dat bij appellante (ook nu) geen sprake is van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Overwogen is dat de psychische klachten van appellante niet leiden tot dusdanige beperkingen dat gesproken kan worden van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Ten aanzien van de lichamelijke klachten (gynaecologische klachten, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte, polsklachten, rugklachten, huidklachten, gordelroos, knieklachten en schouderklachten) heeft verweerder het standpunt gehandhaafd dat deze klachten niet aan het oorlogsgeweld kunnen worden toegeschreven maar duidelijk uit andere oorzaken zijn ontstaan.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Niet wordt betwist dat de lichamelijke klachten niet aan het oorlogsgeweld kunnen worden toegeschreven.
2.2.
Van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo is volgens het beleid van verweerder sprake als de betrokkene beperkingen heeft in minstens twee van de vier aan de American Medical Association (AMA) ontleende rubrieken, te weten (1) dagelijkse activiteiten, (2) sociaal functioneren, (3) concentratie, doorzettingsvermogen en tempo en (4) aanpassing aan stressvolle omstandigheden. Deze maatstaf is door de Raad in vaste rechtspraak aanvaard (bijvoorbeeld in de uitspraak van 3 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2309).
2.3.
Het bij het bestreden besluit ingenomen standpunt is gebaseerd op het medisch advies van de geneeskundig adviseur A.J. Maas, arts. Dat advies is opgemaakt na een persoonlijk onderhoud van deze arts met appellante. Bij zijn advisering heeft Maas ook betrokken het rapport van de arts J.J. Nasheed-Linssen die appellante in 2008 heeft onderzocht en recente informatie van de huisarts van appellante. Maas concludeert dat de psychische klachten van appellante alleen geringe tot matige beperkingen geven in de rubriek “dagelijks activiteiten” als gevolg van dagelijkse doorslaapproblematiek en laagfrequente nachtmerries.
2.4.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze advisering deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Objectieve medische gegevens waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de uit de psychische klachten voortkomende beperkingen van appellante zijn onderschat, zijn niet voorhanden. Er moet daarom van worden uitgegaan dat bij haar slechts in één van de onder 2.2 genoemde AMA-rubrieken beperkingen bestaan, zodat verweerder op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat geen sprake is van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo.
2.5.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte standhoudt en het beroep van appellante ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD