ECLI:NL:CRVB:2014:2309
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2014 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De appellant, geboren in 1939 in het voormalige Nederlands-Indië, had in augustus 2009 een aanvraag ingediend, die in eerste instantie werd erkend, maar later werd afgewezen omdat er geen blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld werd vastgesteld. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van de appellant weliswaar verband hielden met het oorlogsgeweld, maar niet leidden tot blijvende invaliditeit.
In juni 2011 diende de appellant opnieuw een aanvraag in wegens verergering van zijn gezondheidsklachten, maar ook deze aanvraag werd afgewezen. De Raad concludeerde dat de hartklachten van de appellant niet aan het oorlogsgeweld konden worden toegeschreven en dat er geen sprake was van blijvende psychische invaliditeit volgens de criteria van de American Medical Association (AMA). De Raad baseerde zijn oordeel op de adviezen van verschillende geneeskundige adviseurs, die concludeerden dat de beperkingen van de appellant niet ernstig genoeg waren om als blijvende invaliditeit te worden aangemerkt.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De appellant had geen medische gegevens overgelegd die de bevindingen van de geneeskundige adviseurs konden weerleggen. De Raad wees erop dat de persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals familieleden die wel een uitkering ontvingen, niet relevant waren voor de beoordeling van zijn eigen situatie. Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.