ECLI:NL:CRVB:2015:3959

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
14/3423 AWBZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van persoonsgebonden budget en verantwoordingsverplichtingen

In deze zaak gaat het om de intrekking van het persoonsgebonden budget (pgb) van appellant per 1 mei 2013. Het Zorgkantoor heeft deze intrekking gebaseerd op het standpunt dat appellant zijn verantwoordingsverplichtingen in 2012 herhaaldelijk niet is nagekomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft eerder geoordeeld dat een zorgkantoor in dergelijke situaties niet de bevoegdheid heeft om een pgb in te trekken. Dit oordeel wordt in deze uitspraak bevestigd. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. De beslissing op bezwaar van 1 november 2013 wordt vernietigd, evenals het primaire besluit van 17 april 2013. Het Zorgkantoor wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.479,52, en moet het griffierecht van € 166,- vergoeden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de intrekking van het pgb onterecht was, en dat zijn broer de administratie zal verzorgen om toekomstige problemen te voorkomen. De Raad stelt vast dat appellant zijn verantwoordingsverplichtingen voor 2013 niet heeft geschonden, aangezien de besteding van het pgb voor de eerste helft van dat jaar nog niet verantwoord hoefde te worden. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 12 augustus 2015, waarin werd geoordeeld dat het Zorgkantoor niet bevoegd was om het pgb in te trekken. De uitspraak is gedaan door de Meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

14/3423 AWBZ-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 mei 2014, 13/5600 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] , wonende te [woonplaats] , (appellant)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
Zitting hebben: R.M. van Male, D.S. de Vries en L.M. Tobé
Griffier: M.S.E.S. Umans
Ter zitting zijn verschenen:
Namens appellant: mr. L.I. Olivier (ARAG Rechtsbijstand) en T. Prvcic (curator)
Namens het Zorgkantoor: mr. Y.C.M. van Iersel-de Groot
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar van 1 november 2013;
- herroept het primaire besluit van 17 april 2013;
- veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellant tot een
bedrag van € 2.479,52;
- bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellant het door hem in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 166,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Het Zorgkantoor heeft het aan appellant voor 2013 verleende
persoonsgebonden budget (pgb) bij besluit van 17 april 2013 (primair besluit) met ingang van 1 mei 2013 ingetrokken op de grond dat hij zijn verantwoordingsplicht niet is nagekomen.
2. Het Zorgkantoor heeft het bezwaar tegen dat besluit bij beslissing op
bezwaar van 1 november 2013 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellant zijn plicht tot verantwoording van de besteding van het voor het jaar 2012 verleende pgb niet behoorlijk is nagekomen.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep is aangevoerd dat het Zorgkantoor het pgb niet had mogen beëindigen. De broer van appellant zal de administratie gaan doen, zodat voor herhaling van het niet tijdig verantwoorden niet hoeft te worden bevreesd.
5. De Raad stelt vast dat niet is gebleken dat appellant met betrekking tot het pgb voor het jaar 2013 zijn verantwoordingsverplichting heeft geschonden. De besteding van het pgb voor de eerste helft van 2013 hoefde nog niet verantwoord te worden, omdat nog geen zes maanden verstreken waren. De intrekking van het verleende pgb 2013 per 1 mei 2013 berust uitsluitend op het standpunt dat appellant zijn verantwoordingsverplichtingen in 2012 bij herhaling niet is nagekomen.
6. De Raad heeft in zijn uitspraak 12 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:
2015:2711, geoordeeld dat een zorgkantoor in die situatie niet de bevoegdheid toekomt om de verlening van een pgb in te trekken. Naar de overwegingen van die uitspraak wordt verwezen.
7. Het Zorgkantoor wordt veroordeeld vergoeding van der proceskosten
van appellant. Deze worden voor rechtsbijstand begroot op € 2.450,- (1 punt bezwaar, 2 punten beroep, 2 punten hoger beroep) en voor reiskosten in beroep en hoger beroep op € 29,52.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) M.S.E.S. Umans (get.) R.M. van Male
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep