ECLI:NL:CRVB:2015:3952
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van forfaitaire tegemoetkoming in vervoerskosten en geschiktheid van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer voor appellant
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een forfaitaire tegemoetkoming in de vervoerskosten voor appellant, die sinds 1994 deze tegemoetkoming ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade heeft op 20 december 2012 besloten om deze tegemoetkoming per 1 januari 2013 te beëindigen en in plaats daarvan een vervoervoorziening in de vorm van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) toe te kennen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat het CVV niet geschikt is voor hem vanwege zijn medische beperkingen. Hij kan niet samen met anderen vervoerd worden en heeft dit onderbouwd met medische verklaringen van zijn huisarts en reumatoloog.
Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met de argumentatie dat het CVV is verruimd en individueel reizen zonder medepassagiers mogelijk is. Tijdens de rechtszaak bij de rechtbank Limburg heeft het college medisch advies ingewonnen, waaruit bleek dat collectief vervoer voor appellant een adequate voorziening is. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat er geen medische noodzaak was voor een forfaitaire vervoersvoorziening.
Appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat het CVV in de vorm van individueel van deur tot deur een adequate voorziening is voor appellant, waarmee zijn beperkingen voldoende worden gecompenseerd. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.