ECLI:NL:CRVB:2015:3948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- E. Dijt
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag IVA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn aanvraag voor een IVA-uitkering af te wijzen. Appellant, die sinds 2005 arbeidsongeschikt is door oogletsel, ontving eerder een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2008 en 2009 bleef zijn uitkeringssituatie ongewijzigd. In 2012 diende appellant een aanvraag in voor een IVA-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat er nog behandelmogelijkheden waren, waardoor de aanvraag werd afgewezen. De rechtbank Limburg bevestigde deze beslissing, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Hij stelt dat de verzekeringsartsen niet de juiste criteria hebben gehanteerd bij de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid en dat hij inmiddels uitbehandeld is.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende onderbouwd heeft dat er behandelmogelijkheden waren die verbetering konden opleveren. De Raad wijst erop dat appellant niet overtuigend heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk cognitieve gedragstherapie heeft gevolgd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen reden is om de beslissing van het Uwv te herzien. De Raad concludeert dat de arbeidsongeschiktheid van appellant op de datum in geding niet volledig en duurzaam was, en dat de aanvraag voor de IVA-uitkering terecht is afgewezen.