ECLI:NL:CRVB:2015:3899

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
14-4130 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een besluit inzake indicatie voor persoonlijke verzorging op basis van de AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het CIZ. Appellant had een aanvraag ingediend voor persoonlijke verzorging op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). CIZ had appellant in een eerder besluit geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, klasse 3, maar in een bestreden besluit werd deze indicatie gewijzigd naar klasse 1. Appellant was het niet eens met deze indicatie en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 23 september 2015 heeft de gemachtigde van CIZ aangegeven dat de zorgomvang van 1 uur en 58 minuten ten onrechte was geclassificeerd als klasse 1, en dat dit in feite klasse 2 moest zijn. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep slaagt, omdat de conclusie van CIZ niet juist was. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door appellant te indiceren voor persoonlijke verzorging, klasse 2, voor de periode van 16 december 2013 tot en met 15 december 2028. Tevens is CIZ veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant en het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/4130 AWBZ
Datum uitspraak: 4 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
16 juni 2014, 13/10022 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.M. van Dijk-Opstal hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Henneveld.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
Appellant, geboren in 1992, heeft op 25 juni 2013 bij CIZ een aanvraag ingediend voor persoonlijke verzorging op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
1.2.
CIZ heeft in een besluit van 26 juli 2013 appellant geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, klasse 3, voor de periode van 26 juli 2013 tot en met 24 augustus 2013. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.3.
CIZ heeft het bezwaar deels ongegrond verklaard in een besluit van 4 november 2013 (bestreden besluit). In het bestreden besluit heeft CIZ appellant geïndiceerd voor persoonlijke verzorging naar klasse 3 voor de periode van 26 juli 2013 tot en met 15 december 2013. Verder heeft CIZ appellant geïndiceerd voor de periode van 16 december 2013 tot en met
15 december 2028 voor persoonlijke verzorging naar klasse 1. Uit het bestreden besluit blijkt dat de zorgomvang is berekend op 1 uur en 58 mintuten. Appellant heeft beroep ingediend tegen het bestreden besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, kort weergegeven, dat het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advies van de medisch adviseur van CIZ zorgvuldig tot stand gekomen is. CIZ heeft verder de beperkingen en de zorgbehoefte van appellant gedetailleerd in kaart gebracht. De enkele stelling van appellant dat hij bepaalde hulpmiddelen niet kan gebruiken, heeft de rechtbank niet overgenomen, omdat die stelling niet is onderbouwd. Appellant heeft zijn standpunt, dat de indicatie niet genoeg is, niet onderbouwd met medische stukken.
3. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat CIZ een hogere indicatie had moeten verlenen. CIZ heeft in onvoldoende mate de beperkingen van appellant vastgesteld. Verder is er geen, of in ieder geval in mindere mate, sprake van mogelijkheden tot het inzetten van hulpmiddelen. Zo kan appellant niet een badborstel vasthouden en kan hij niet met aangepast bestek snijden.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van CIZ op de zitting aangegeven dat CIZ met een zorgomvang van 1 uur en 58 minuten ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat deze omvang een indicatie in klasse 1 betekent. Dat moet klasse 2 zijn. Al om die reden slaagt het hoger beroep.
4.2.
De beroepsgrond van appellant dat CIZ zijn beperkingen heeft onderschat, is niet nader onderbouwd. Daarom slaagt die beroepsgrond niet. In hoger beroep heeft appellant zich voor wat betreft de onmogelijkheid tot het hanteren van hulpmiddelen beperkt tot het noemen van een badborstel en aangepast bestek. Als appellant daarin wordt gevolgd, blijft de indicatie binnen de onder 4.1 genoemde klasse 2. Daarom hoeft deze grond niet nader te worden besproken.
4.3.
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Raad het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit. De Raad ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat appellant vanaf 16 december 2013 tot en met 15 december 2028 is geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, klasse 2. Opgemerkt wordt dat het appellant vrij staat om gedurende die periode een nieuwe aanvraag in te dienen als hij daartoe aanleiding ziet.
4.4.
Ten aanzien van de gevorderde schade overweegt de Raad dat nog niet vaststaat dat appellant schade heeft geleden. Aan een beoordeling van het verzoek kan daarom niet worden toegekomen.
5. Er is aanleiding om CIZ te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep, tot een bedrag van € 1.470,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 4 november 2013 gegrond en vernietigt dat besluit;
- bepaalt dat appellant voor de periode van 16 december 2013 tot en met 15 december 2028
een indicatie heeft voor persoonlijke verzorging, klasse 2, en
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 4 november 2013;
- veroordeelt CIZ tot vergoeding van de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep
tot een bedrag van € 1.470,-;
- bepaalt dat CIZ aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal
€ 159,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en L.M. Tobé en S.E, Zijlstra als leden, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

AP