ECLI:NL:CRVB:2015:3871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de frequentie van bed verschonen bij zelfstandig wonende personen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de frequentie van het verschonen van het bed bij zelfstandig wonende personen, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De appellant, die een aanvraag had ingediend bij het gemeenschappelijk orgaan ROGplus, was van mening dat de frequentie van één keer per twee weken niet voldeed aan zijn hygiënische behoeften. ROGplus had in een eerder besluit vastgesteld dat deze frequentie aanvaardbaar was, maar de appellant was het hier niet mee eens en had bezwaar aangetekend.
De Raad had eerder, in een tussenuitspraak, ROGplus opgedragen om de gebreken in de motivering van het bestreden besluit te herstellen. ROGplus heeft vervolgens onderzoek gedaan en geconcludeerd dat er geen bijzondere medische of individuele omstandigheden waren die een afwijking van de norm van één keer per twee weken rechtvaardigden. De GGD had geen richtlijn vastgesteld over de frequentie van bed verschonen, maar gaf aan dat deze frequentie op medisch-hygiënische gronden aanvaardbaar was, mits er geen contra-indicaties waren.
De Raad heeft geoordeeld dat ROGplus met de aanvullende motivering voldoende onderbouwing heeft gegeven voor het besluit. De gebreken in de eerdere motivering zijn hersteld, en de Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft bepaald dat ROGplus het griffierecht aan de appellant moet vergoeden.