Uitspraak
29 april 2014, 13/6535 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 26 maart 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had opgegeven te wonen op een bepaald adres, maar na anonieme meldingen dat hij in een andere gemeente verbleef, heeft de gemeente Nijmegen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, het opvragen van gegevens over water-, gas- en elektriciteitsverbruik, en buurtonderzoeken. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand van 1 oktober 2010 tot 30 september 2012 en een terugvordering van € 27.966,34.
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de intrekking en terugvordering beperkt tot een kortere periode en het terugvorderingsbedrag verlaagd. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte een intrekkingsgrond had gebruikt die niet door het college was aangevoerd. De Raad beoordeelde of het bestreden besluit op de juiste gronden was gebaseerd en kwam tot de conclusie dat appellant in de relevante periode niet op het uitkeringsadres woonde, wat werd ondersteund door extreem laag waterverbruik en verklaringen van buurtbewoners. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.