Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaarde. Appellante ontving een ouderdomspensioen en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) tot 14 oktober 2012. De Svb had haar in een brief van 5 juli 2012 meegedeeld dat zij geen recht meer had op AIO-aanvulling omdat zij naar het buitenland zou vertrekken. Appellante heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen de beslissing van de Svb, die de AIO-aanvulling pas per 4 januari 2013 had toegekend. Ze betoogde dat de brief van 5 juli 2012 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het pas achteraf kon worden vastgesteld of ze te lang in het buitenland had verbleven. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de brief van de Svb wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, omdat deze gericht was op rechtsgevolg. De Raad bevestigde dat het recht op AIO-aanvulling per 14 oktober 2012 was geëindigd, omdat appellante geen bezwaar had gemaakt tegen de brief van de Svb. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardregels rechtvaardigden, en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.