ECLI:NL:CRVB:2015:3797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering op basis van ontvangen pensioen na scheiding
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Boskoop, van appellante die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 1 december 2009 bijstand en meldde op 30 januari 2013 een bedrag van € 11.878,58 dat zij had ontvangen wegens verevening van het pensioen van haar ex-echtgenoot. Het college concludeerde dat dit bedrag betrekking had op de periode van maart 2009 tot en met januari 2013 en heeft een deel van dit bedrag als inkomen aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 9.008,43 over de periode van 1 december 2009 tot en met 31 januari 2013. Appellante ging in hoger beroep tegen de beslissing van het college, die haar bezwaar tegen de terugvordering ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante in de periode in geding bijstand ontving en aanspraak had op een gedeelte van het pensioen van haar ex-echtgenoot, waarover zij in die periode nog niet kon beschikken. De Raad oordeelde dat het college het ontvangen pensioen terecht als middelen heeft aangemerkt die overeenkomen met inkomsten in verband met arbeid, en dat appellante niet kon vertrouwen op een toezegging van het college dat er geen terugvordering zou plaatsvinden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.