ECLI:NL:CRVB:2015:3662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering na weigering huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellant, die weigerde mee te werken aan een huisbezoek. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een gezamenlijke huishouding met G, die ook bijstand ontving. De sociale recherche voerde een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de bijstand aan G, na een anonieme tip dat appellant en G samenwoonden. Appellant weigerde medewerking aan een huisbezoek, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand. De Raad oordeelde dat appellant op de hoogte was van de gevolgen van zijn weigering en dat er voldoende grond was voor het huisbezoek. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, omdat de terugvordering van de kosten van bijstand over een bepaalde periode niet terecht was. De Raad droeg het college op om een nieuw besluit te nemen over de terugvordering, waarbij rekening gehouden moet worden met de gezamenlijke huishouding en de bijstandsperiode. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellant.