ECLI:NL:CRVB:2015:365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag en plichtsverzuim van politieambtenaar na bedreigende verkeerssituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de disciplinaire straf van de korpschef van politie aan appellant werd bevestigd. Appellant, een politieambtenaar, was sinds 1977 in dienst en had eerder al disciplinaire maatregelen ondergaan. De korpschef had appellant op 1 september 2010 disciplinair ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim na een verkeersincident op 26 maart 2010, waarbij appellant zich onacceptabel had gedragen en een bedreigende situatie had gecreëerd voor een andere persoon, B. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de korpschef onvoldoende had gemotiveerd waarom de straf voor onbepaalde tijd was opgelegd. De korpschef had echter in een latere brief toegelicht dat appellant in de afgelopen anderhalf jaar bij meerdere incidenten betrokken was geweest en dat hij herhaaldelijk was gewaarschuwd voor zijn gedrag. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de korpschef bevoegd was om de straf op te leggen en dat deze niet onevenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven.