ECLI:NL:CRVB:2015:3639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering zorgindicatie voor Persoonlijke Verzorging en Begeleiding; beoordeling van voorliggende voorzieningen onder de Zvw
In deze zaak heeft appellant op 7 januari 2013 een indicatie voor zorg aangevraagd onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding. Het CIZ heeft deze aanvraag op 20 maart 2013 afgewezen, waarna appellant bezwaar heeft gemaakt. Het CIZ verklaarde het bezwaar ongegrond op 2 juli 2013, met verwijzing naar een medisch advies van arts H.H. Lahuis. Dit advies stelde dat er voor appellant nog behandelmogelijkheden waren die onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) vielen, en dat de AWBZ-zorg niet aan de orde was.
De rechtbank Den Haag heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het CIZ-besluit ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de voorliggende voorzieningen niet adequaat waren en dat de operaties die hem waren voorgesteld niet konden worden uitgevoerd vanwege zijn gezondheidsproblemen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, met inachtneming van de relevante wetgeving en medische adviezen.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het CIZ bij het bestreden besluit tot de juiste conclusie is gekomen. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen beroep kon doen op de Zvw voor zijn behandeling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.