In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke rente die verschuldigd is in verband met een te laat betaalde WAO-uitkering. De appellant had in het verleden bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn arbeidsongeschiktheid en de bijbehorende uitkering. De Raad oordeelde dat de wettelijke rente die aan de appellant was toegekend te laag was vastgesteld en heeft zelf het bedrag aan verschuldigde wettelijke rente vastgesteld op € 598,25. Daarnaast heeft de Raad het verzoek van de appellant om immateriële schadevergoeding wegens intimidatie en discriminatie tijdens de gevalsbehandeling afgewezen. Echter, het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep werd toegewezen, waarbij de Staat werd veroordeeld tot een schadevergoeding van € 500,-. De Raad heeft ook de proceskosten van de appellant vergoed tot een bedrag van € 27,70. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsbescherming van de appellant tegen de besluiten van het Uwv en de rechtbank Limburg.