ECLI:NL:CRVB:2015:3538
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de eigen bijdrage voor zorg met verblijf onder de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die verblijft in een instelling onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn eigen bijdrage door het CAK. De eigen bijdrage was vastgesteld op € 229,58 per maand voor het jaar 2011, gebaseerd op het inkomen dat appellant in dat jaar had genoten, inclusief nabetalingen van zijn Wajong-uitkering. Appellant stelde dat deze nabetalingen niet meegeteld hadden moeten worden en dat zijn situatie als bijzonder moest worden aangemerkt, waardoor de eigen bijdrage verlaagd zou moeten worden.
De Raad heeft vastgesteld dat de regeling voor de heffing van eigen bijdragen imperatief en limitatief is, wat betekent dat er geen ruimte is voor matiging van de eigen bijdrage. De Raad oordeelde dat het CAK de eigen bijdrage correct had vastgesteld op basis van de geldende wetgeving, en dat er geen sprake was van een zeer bijzondere situatie die een afwijking van de regels rechtvaardigde. De Raad bevestigde dat de wetgever bewust voor deze strikte regeling heeft gekozen om de uitvoerbaarheid te waarborgen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.