ECLI:NL:CRVB:2015:3515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstandsuitkering voor tandheelkundige kosten
In deze zaak heeft appellant op 11 maart 2013 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van een tandheelkundige behandeling ter hoogte van € 1.858,57. Appellant heeft een zorgverzekering bij CZ, die een vergoeding van maximaal € 570,- per jaar biedt voor tandheelkundige behandelingen. Het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout heeft de aanvraag op 27 maart 2013 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd op 3 oktober 2013. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de Zorgverzekeringswet als een voorliggende en toereikende voorziening moet worden beschouwd en dat er geen acute noodsituatie was die bijstand rechtvaardigde.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er sprake is van vooringenomenheid en dat de WWB in strijd is met internationale mensenrechtenverdragen. Het college heeft betoogd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens gebrek aan gronden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant voldoende gronden heeft aangevoerd om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren. De Raad heeft echter geoordeeld dat de stelling van vooringenomenheid niet onderbouwd is en dat de artikelen van de WWB niet in strijd zijn met de genoemde verdragen. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen acute noodsituatie is en dat de afwijzing van de bijzondere bijstand terecht was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.