ECLI:NL:CRVB:2015:3457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die sinds 9 november 2009 uitgevallen is door klachten van overgevoeligheid voor geluiden en psychische klachten. Appellante heeft in augustus 2011 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts heeft haar medisch onderzocht en gerapporteerd dat haar gehoor goed is, maar dat zij wel beperkingen heeft door hyperacusis, die mogelijk voortkomen uit een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is op 10 oktober 2011 vastgesteld, waarin de beperkingen zijn vastgelegd. Na bezwaar en een nadere beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is het bezwaar ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens beroep aangetekend bij de rechtbank, die oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de verzekeringsartsen de relevante aspecten van haar gezondheidstoestand niet hebben gemist. In hoger beroep herhaalt appellante haar standpunt dat haar beperkingen niet goed zijn ingeschat. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig onderzoek hebben verricht. Er zijn geen nieuwe medische stukken ingediend die aanleiding geven om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De Raad concludeert dat de FML niet onjuist kan worden gehouden en dat appellante in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.