ECLI:NL:CRVB:2015:3438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.A. Kooijman
- W.J.A.M. van Brussel
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Inhouding van loon bij ongeoorloofde afwezigheid van een militair
In deze zaak gaat het om de inhouding van loon van een militair, betrokkene, die zich op 16 juli 2013 ziek meldde via sms. De ziekmelding voldeed echter niet aan de vereisten van de Regeling ziek- en hersteldmelding defensiepersoneel. De leidinggevende verzocht betrokkene om op 22 juli 2013 aanwezig te zijn, maar betrokkene verscheen niet en was telefonisch onbereikbaar. Op 25 juli 2013 ontving hij een aangetekende brief met de mededeling dat hij op 31 juli 2013 voor een gesprek moest komen. Betrokkene meldde zich pas op 1 augustus 2013 weer op het werk. De minister van Defensie besloot op 26 november 2013 om het loon over de periode van 22 juli tot en met 31 juli 2013 niet uit te betalen, met verwijzing naar artikel 18 van het Inkomstenbesluit militairen, dat bepaalt dat bij ongeoorloofde afwezigheid geen aanspraak op inkomsten bestaat.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van betrokkene tegen dit besluit gegrond en vernietigde de inhouding van het loon, omdat de rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van betrokkene voorafgaand aan 22 juli 2013 als geoorloofd moest worden aangemerkt. De rechtbank vond dat de minister niet zonder nader onderzoek betrokkene als ongeoorloofd afwezig mocht aanmerken, vooral omdat betrokkene aansluitend lange tijd geoorloofd afwezig was wegens ziekte.
In hoger beroep stelde de Centrale Raad van Beroep vast dat de opdracht van de minister aan betrokkene om op 22 juli 2013 te verschijnen een redelijke opdracht was, gezien de omstandigheden van de ziekmelding. De Raad oordeelde dat betrokkene niet had aangetoond dat hij de oproep niet had ontvangen of dat hij om medische redenen niet in staat was om te verschijnen. De Raad concludeerde dat betrokkene zich tot en met 31 juli 2013 aan zijn dienstverplichtingen had onttrokken en dat hij daarom geen aanspraak had op loon over die periode. Het hoger beroep van de minister slaagde, de aangevallen uitspraak werd vernietigd en het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard.