ECLI:NL:CRVB:2015:3408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag aanvullende bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag om aanvullende bijstand ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 5 maart 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft een onderzoek ingesteld en verzocht om aanvullende gegevens, die appellante uiterlijk op 22 april 2013 moest inleveren. Op 10 april 2013 werd haar een voorschot van € 413,12 toegekend in de vorm van een lening. Appellante heeft op 22 april 2013 stukken ingeleverd, maar het college heeft haar aanvraag op 5 juni 2013 afgewezen, omdat zij niet aan haar inlichtingenverplichting had voldaan. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 25 augustus 2015 is het onderzoek geschorst om partijen de kans te geven tot een schikking te komen, maar deze is niet bereikt. Appellante stelde dat zij op 22 april 2013 alle benodigde stukken had ingeleverd en dat het college haar niet had moeten bestraffen voor een vermeende nalatigheid aan zijn kant. De Raad overweegt dat het aan appellante was om aan te tonen dat zij voldeed aan de voorwaarden voor bijstand en dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de ingeleverde stukken. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om aanvullende informatie op te vragen en dat appellante niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.