ECLI:NL:CRVB:2015:3405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
14/2946 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de opschorting en intrekking van bijstandsverlening op basis van niet-ontvangen correspondentie

In deze zaak gaat het om de opschorting en intrekking van de bijstandsverlening aan appellant op basis van het niet verschijnen op afspraken met het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Appellant ontvangt sinds 26 april 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft eerder bijstand ontvangen samen met zijn echtgenote. Het college heeft appellant op 8 januari 2013 uitgenodigd voor een gesprek op 14 januari 2013, maar appellant is zonder bericht niet verschenen. Hierop heeft het college op 14 januari 2013 de bijstandsverlening opgeschort en op 17 januari 2013 de bijstand beëindigd omdat appellant wederom niet is verschenen.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de uitnodigingen niet heeft ontvangen en dat het college deze aangetekend had moeten verzenden. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het aan het college is om aannemelijk te maken dat de brieven daadwerkelijk zijn bezorgd, vooral omdat appellant stelt dat hij de brieven niet heeft ontvangen.

De Raad heeft vastgesteld dat uit een rapport van een heronderzoek blijkt dat de brieven op de genoemde data in de brievenbus van appellant zijn gedeponeerd. De enkele stelling van appellant dat hij de brieven niet heeft ontvangen, is onvoldoende om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. De Raad concludeert dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de brieven zijn bezorgd en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/2946 WWB
Datum uitspraak: 6 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
17 april 2014, 13/6817 en 13/6818 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Kafa, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2015. Namens appellant is
mr. Kafa verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sedert 26 april 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Daarvoor ontving hij samen met zijn echtgenote bijstand naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Bij brief van 8 januari 2013 heeft het college in het kader van een onderzoek appellant uitgenodigd voor een gesprek op 14 januari 2013.
1.3.
Bij besluit van 14 januari 2013 (besluit 1) heeft het college het recht op bijstand van appellant met ingang van 14 januari 2013 opgeschort omdat hij zonder bericht niet is verschenen. Het college heeft appellant wederom uitgenodigd voor een gesprek op 17 januari 2013 en meegedeeld dat de bijstand zal worden ingetrokken indien hij hieraan geen gevolg geeft.
1.4.
Bij besluit van 17 januari 2013 (besluit 2) heeft het college de bijstand van appellant beëindigd (lees: ingetrokken) omdat hij niet is verschenen op het gesprek van 14 januari 2013.
1.5.
Bij afzonderlijke besluiten van 16 september 2013 (bestreden besluiten) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. Aan de besluitvorming is ten grondslag gelegd dat appellant zonder bericht niet is verschenen op de afspraken van
14 januari 2013 en 17 januari 2013.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijke kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd hij niet op de afspraken is verschenen omdat hij de brieven van 8 en 14 januari 2013 niet heeft ontvangen. Het college had deze brieven aangetekend moeten verzenden.
4.2.
Indien de geadresseerde stelt dat hij een niet-aangetekend verzonden besluit niet heeft ontvangen, is het volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 2 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU7532) in beginsel aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. Dit geldt eveneens voor een ander rechtens van belang zijnd document
.Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW7796) kan het in een brievenbus deponeren van een besluit voor de toepassing van artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht worden vergeleken met een niet-aangetekende verzending per post. Daarom is het bij betwisting van die deponering aan het college om aannemelijk te maken dat de brieven daadwerkelijk bij appellant zijn bezorgd.
4.3.
Uit een rapport heronderzoek woon- en leefsituatie, opgemaakt door [X.]
, blijkt dat zij de brieven op 8 januari 2013 omstreeks 10.05 uur en op 14 januari 2013 omstreeks 14.30 uur persoonlijk in de brievenbus van het adres van appellant heeft gedeponeerd. De enkele stelling van appellant dat hij de brieven niet heeft ontvangen, vormt onvoldoende aanleiding om aan de juistheid van de rapportage van genoemde medewerker in een door haar naar waarheid opgemaakt en ondertekend rapport te twijfelen. Het college heeft dan ook aannemelijk gemaakt dat de brieven daadwerkelijk op die dagen in de brievenbus van appellant zijn gedeponeerd. Anders dan appellant heeft betoogd, was het college niet gehouden om naast deze wijze van verzending de brieven persoonlijk ter hand te stellen, aan te bellen dan wel naderhand telefonisch mede te delen dat er post is bezorgd.
4.4.
Uit wat in 4.2 en 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) C.M. Fleuren

HD