Uitspraak
.Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante, die sinds 29 augustus 2002 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld bij het energiebedrijf Enexis. Deze aanvraag werd afgewezen omdat er geen bijstand wordt verleend voor de betaling van schulden en er geen zeer dringende redenen aanwezig zouden zijn. Appellante stelde dat haar medische situatie, als gevolg van een beperkte stroomvoorziening, was verslechterd. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat haar gezondheid door de beperkte stroomvoorziening in gevaar was gekomen. De rechtbank had eerder het beroep ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de slechte financiële situatie van appellante geen zeer dringende reden vormde voor het verlenen van bijstand. De uitspraak benadrukt dat voor het verlenen van bijzondere bijstand in geval van schulden, zeer dringende redenen moeten worden aangetoond, wat in dit geval niet was gebeurd.