ECLI:NL:CRVB:2015:339

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
13-4994 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens gebrek aan zeer dringende redenen en onvoldoende medische onderbouwing

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante, die sinds 29 augustus 2002 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld bij het energiebedrijf Enexis. Deze aanvraag werd afgewezen omdat er geen bijstand wordt verleend voor de betaling van schulden en er geen zeer dringende redenen aanwezig zouden zijn. Appellante stelde dat haar medische situatie, als gevolg van een beperkte stroomvoorziening, was verslechterd. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat haar gezondheid door de beperkte stroomvoorziening in gevaar was gekomen. De rechtbank had eerder het beroep ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de slechte financiële situatie van appellante geen zeer dringende reden vormde voor het verlenen van bijstand. De uitspraak benadrukt dat voor het verlenen van bijzondere bijstand in geval van schulden, zeer dringende redenen moeten worden aangetoond, wat in dit geval niet was gebeurd.

Uitspraak

13/4994 WWB
Datum uitspraak: 10 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 augustus 2013, 13/488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 9 december 2014
.Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving sinds 29 augustus 2002 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Bij brief van 13 augustus 2012 heeft het energiebedrijf Enexis appellante meegedeeld dat op 2 augustus 2012 op haar adres een hennepkwekerij is aangetroffen en dat de kosten van het energieverbruik bij haar in rekening worden gebracht. Hiertoe is een betalingsvoorstel gedaan, waarop appellante niet is ingegaan. Daarop heeft Enexis de stroomvoorziening in de woning van appellante afgesloten. Na een voorlopige voorzieningprocedure bij de rechtbank voorziet Enexis in een tijdelijke stroomvoorziening van 2 ampère per dag.
1.3.
Appellante heeft op 11 september 2012 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ter aflossing van de schuld bij Enexis ter hoogte van € 2.476,52. Hierbij heeft appellant gesteld dat zij COPD-patiënt is en om die reden een vernevelapparaat moet gebruiken en dat de minimale stroomvoorziening onvoldoende is.
1.4.
Bij besluit van 13 november 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 31 januari 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat geen bijstand wordt verleend voor de betaling van schulden en dat zich geen zeer dringende redenen voordoen om hierop een uitzondering te maken. Het energiebedrijf heeft aan appellante 2 ampère geleverd. Hiervan zal zij gedoseerd gebruik moeten maken. Dat de gezondheidsklachten van appellante is verslechterd door de beperkte stroomvoorziening, blijkt nergens uit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank tegen het bestreden besluit het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij voldoende heeft aangetoond dat er sprake is geweest van zeer dringende redenen om alsnog bijstand te verlenen. Zij heeft COPD en longemfyseem en moet enkele keren per dag vernevelen door middel van een elektronisch vernevelapparaat. Door de lage hoeveelheid ampère slaan de stoppen door, waardoor zij verstoken bleef van energie. Vanwege haar zeer slechte financiële situatie kon zij de schuld bij Enexis niet voldoen of een lening aangaan. Uit de overgelegde medische verklaringen blijkt dat haar gezondheidsklachten zijn toegenomen, waardoor zij steeds meer in een noodsituatie terecht komt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het college heeft naar voren gebracht dat appellante geen procesbelang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep, omdat de woning van appellante inmiddels is ontruimd, zodat een volledige stroomaansluiting door Enexis niet meer worden bereikt. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van de Raad van 13 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012: BY4176), heeft appellante belang bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat zij in haar bezwaarschrift heeft verzocht om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van haar bezwaar heeft moeten maken, deze vergoeding bij het bestreden besluit is geweigerd en de rechtbank het bestreden besluit in stand heeft gelaten.
4.2.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de WWB heeft degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, geen recht op bijstand.
4.3.
In artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB is de mogelijkheid opgenomen om in afwijking van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de WWB bijzondere bijstand voor schulden te verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt. Het begrip zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 49, onder b, van de WWB heeft geen andere betekenis dan het begrip zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB (uitspraak van 11 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY5751). Zeer dringende redenen als bedoeld in die bepaling doen zich blijkens de memorie van toelichting slechts voor indien vaststaat dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.4.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar medische situatie als gevolg van de beperkte stroomvoorziening is verslechterd. Uit de medische verklaringen waarnaar zij in hoger beroep heeft verwezen en die dateren van vóór de aanwezigheid van de beperkte stroomvoorziening, kan niet worden afgeleid dat appellante zich ten tijde van belang bevond in een situatie die levensbedreigend was of die blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Haar slechte financiële situatie is geen zeer dringende reden in de hiervoor bedoelde zin.
4.5.
Uit wat in 4.2 tot en met 4.4 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2015.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) P.C. de Wit

HD