ECLI:NL:CRVB:2015:3387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens exploitatie van hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante, die sinds 15 december 2002 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had haar bijstandsuitkering zien intrekken en de kosten van bijstand over een bepaalde periode teruggevorderd. Dit gebeurde naar aanleiding van de ontdekking van twee hennepkwekerijen op haar perceel door de politie Drenthe op 12 maart 2013, waar in totaal 375 hennepplanten werden aangetroffen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat appellante hennep had geteeld en dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden door dit niet te melden. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust. De Raad stelde vast dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen kennis had van de hennepkwekerijen en deze niet zelf had geëxploiteerd.
De Raad bevestigde dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij in een bij een woning behorende schuur de vooronderstelling rechtvaardigt dat de bewoner (appellante) mede-exploitant is van de hennepkwekerij. De Raad concludeerde dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.