ECLI:NL:CRVB:2015:3385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Intrekking WIA-uitkering op basis van onjuiste medische grondslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellante had zich ziek gemeld met psychische klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat zij met ingang van 31 januari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat zij recht had op een IVA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berustte. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met de psychische aandoeningen van appellante en dat de door hem gestelde beperkingen niet in verhouding stonden tot de vastgestelde diagnose. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en herstelde de eerdere beslissing van het Uwv, waardoor appellante recht had op de WGA-uitkering zoals eerder vastgesteld. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.