ECLI:NL:CRVB:2015:3362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget door Zorgkantoor wegens niet-nakoming verplichtingen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor Menzis. Appellanten, een echtpaar, hadden geen schriftelijke overeenkomst met hun zoon en schoondochter voor de verleende zorg en hebben geen declaraties overgelegd die aantonen wanneer en hoeveel zorg is verleend. Het Zorgkantoor heeft hen in 2013 bericht dat zij de besteding van het pgb moesten verantwoorden, maar appellanten hebben dit niet gedaan. De rechtbank Gelderland heeft de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellanten tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen zoals vastgelegd in de Regeling subsidies AWBZ. De Raad stelt vast dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb in te trekken en de betaalde voorschotten terug te vorderen. De Raad wijst erop dat de leeftijd en zorgbehoevendheid van appellanten niet in de weg staan aan de terugvordering, aangezien het pgb juist is verleend vanwege hun zorgbehoevendheid. De Raad concludeert dat het Zorgkantoor op een verantwoorde manier met maatschappelijke middelen moet omgaan en dat appellanten onvoldoende verantwoording hebben afgelegd over de besteding van de pgb-gelden. Het hoger beroep van appellanten wordt afgewezen.