ECLI:NL:CRVB:2015:3342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum van het weer betaalbaar stellen van de AOR-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarbij de AOR-uitkering van appellante niet meer betaalbaar werd gesteld. Appellante had eerder een periodieke uitkering krachtens de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (AOR) ontvangen, maar deze werd stopgezet vanwege de toekenning van een uitkering krachtens de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 maart 2012, waarin werd aangegeven dat de AOR-uitkering per 1 oktober 2011 kon worden hervat. De Raad heeft geoordeeld dat de ingangsdatum van de AOR-uitkering op 1 mei 2010 moet worden vastgesteld, maar heeft het overige bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Tevens heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft verweerder veroordeeld tot schadevergoeding van € 1.000,- en de Staat tot € 500,-. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend op 1 oktober 2015.