Uitspraak
27 maart 2014, 13/2864 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend gekregen voor begeleiding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had echter besloten dat de reistijd van de zorgverlener niet vergoed kon worden uit het pgb, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de gedeclareerde reistijd niet voor betaling uit het pgb in aanmerking komt, en appellante ging hiertegen in beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het pgb uitsluitend gebruikt kan worden voor zorg zoals opgesomd in het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De Raad stelde vast dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bevoegd is om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen, en dat de Beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg 2012 expliciet reistijd uitsluit van vergoeding uit het pgb.
Appellante had aangevoerd dat de zorgaanbieder, [naam B.V.], een basistarief hanteerde zonder reistijd, maar de Raad oordeelde dat de regelgeving en de beleidsregels duidelijk waren en dat de beslissing van het Zorgkantoor terecht was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank zonder veroordeling in proceskosten.