ECLI:NL:CRVB:2015:3316

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
14/2563 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van het gebruik van persoonsgebonden budget voor zorgverlening en reistijdvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend gekregen voor begeleiding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had echter besloten dat de reistijd van de zorgverlener niet vergoed kon worden uit het pgb, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de gedeclareerde reistijd niet voor betaling uit het pgb in aanmerking komt, en appellante ging hiertegen in beroep.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het pgb uitsluitend gebruikt kan worden voor zorg zoals opgesomd in het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De Raad stelde vast dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bevoegd is om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen, en dat de Beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg 2012 expliciet reistijd uitsluit van vergoeding uit het pgb.

Appellante had aangevoerd dat de zorgaanbieder, [naam B.V.], een basistarief hanteerde zonder reistijd, maar de Raad oordeelde dat de regelgeving en de beleidsregels duidelijk waren en dat de beslissing van het Zorgkantoor terecht was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

14/2563 AWBZ
Datum uitspraak: 23 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
27 maart 2014, 13/2864 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Trias Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.H. Benard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 14/2560 AWBZ plaatsgevonden op 1 juli 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door
[X.]. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door J.H.M. van Rijn, bijgestaan door M. van der Stelt.
In de zaak 14/2560 AWBZ is afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend gekregen voor (onder meer) begeleiding individueel op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
1.2.
Appellante heeft een zorgovereenkomst gesloten met [naam B.V.] ([naam B.V.]) met het oog op het verlenen van individuele begeleiding. In de bijbehorende werkafspraken is opgenomen dat appellante voor de begeleiding een uurvergoeding zal betalen van € 71,-, te verhogen met een reistijdvergoeding voor een half uur per begeleiding en een reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer over een afstand van 23,2 kilometer.
Over de maanden januari, februari en maart 2012 heeft [naam B.V.] 14,5 uur à € 71,- aan reistijd in rekening gebracht bij appellante, uitkomende op een bedrag van € 1.029,50. Met ingang van
1 april 2012 is [naam B.V.] een uurtarief van € 86,- in rekening gaan brengen zonder een verhoging voor reistijd.
1.3.
Bij besluit van 3 december 2012 heeft het Zorgkantoor een deel van de over de eerste zes maanden van 2012 verantwoorde bedragen afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 21 maart 2013 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor de verantwoorde bedragen (waaronder zowel het uurtarief van € 71,- als dat van € 86,-) aanvaard, behoudens het voor reistijd separaat gefactureerde bedrag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank met verwijzing naar het Besluit zorgaanspraken AWBZ, de Regeling subsidies AWBZ en Beleidsregel CA-300-522 van de Nederlandse Zorgautoriteit geoordeeld dat de gedeclareerde reistijd niet voor betaling uit het pgb in aanmerking komt.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en daarbij aangevoerd dat [naam B.V.] bij de vaststelling van het tarief een basistarief hanteerde zonder reistijd, omdat [naam B.V.] geen kosten voor reistijd in rekening wilde brengen aan cliënten waarvoor die kosten niet worden gemaakt. De reistijd werd daarom als toeslag enkel doorberekend aan cliënten die op een grotere afstand dan 15 kilometer van de vestiging wonen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van de artikelen 1.1.1 en 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ, zoals deze bepalingen luidden in het jaar 2012, kan appellante het toegekende pgb uitsluitend gebruiken voor de betaling van zorg zoals die in artikel 2 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ is opgesomd. Appellante heeft het toegekende pgb dan ook alleen mogen gebruiken voor betaling voor de aan hem door [naam B.V.] verleende zorg, zoals, in dit geval, in de vorm van begeleiding.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bevoegd is op grond van artikel 57 van de Wet marktordening gezondheidszorg tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen. De NZa heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door de Beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg 2012 (CA-300-522) vast te stellen. Deze beleidsregel omschrijft (voor zover hier van belang) in onderdeel 4 een uur directe zorgverlening als de directe contacttijd tussen zorgverlener en cliënt en sluit reistijd daarvan expliciet uit. Op grond van deze omschrijving heeft het Zorgkantoor dan ook terecht beslist dat de afzonderlijk in rekening gebrachte reistijd van de zorgverlener niet voor betaling uit het pgb in aanmerking komt.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.P.A. Boersma en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) S. Aaliouli

UM