ECLI:NL:CRVB:2015:3228

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
15/508 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om doorstroming naar senior GGP en beoordeling van geschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de korpschef van politie, die het verzoek van appellante om doorstroming naar de functie van senior GGP had afgewezen. Appellante, werkzaam als politieambtenaar sinds 27 januari 2003, had op 17 december 2012 verzocht om doorstroming naar de functie van senior GGP, maar de korpschef oordeelde negatief over haar verwachte geschiktheid voor deze functie. De Raad oordeelde dat de korpschef niet in redelijkheid tot dit negatieve oordeel had kunnen komen, gezien de positieve beoordelingen van appellante's functioneren en haar potentieel om de functie te vervullen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, wat betekent dat de korpschef een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de verwachte geschiktheid van appellante. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 1.960,- bedragen.

Uitspraak

15/508 AW
Datum uitspraak: 24 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 december 2014, 14/1022 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. M. Dijk een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 14/6400 AW, 15/1184 AW en
15/1197 AW, plaatsgevonden op 2 juli 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kromhout. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Dijk,
J. de Vries, G.M. Barkel en K.G. IJmker-Poelman. In de gevoegde zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is sinds 27 januari 2003 als politieambtenaar aangesteld, laatstelijk bij de voormalige regiopolitie [regio] in de functie van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) met als taakaccent Jeugd.
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn vastgelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782, circulaire).
1.3.
Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’. In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroom van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf
1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
In april 2013 zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede deze uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming.
1.4.
Op 17 december 2012 heeft appellante verzocht om doorstroming naar de functie van senior GGP, schaal 8.
1.5.
Naar aanleiding van het verzoek om doorstroming is over de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 een beoordeling vastgesteld met als conclusie dat appellante boven de norm functioneert. Hiernaast is een negatief advies uitgebracht over de verwachte geschiktheid van appellante voor de functie van senior GGP.
1.6.
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de korpschef afwijzend beslist op het verzoek om doorstroming. Daarbij is het advies over de verwachte geschiktheid gevolgd.
1.7.
Bij besluit van 27 maart 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Vooropgesteld wordt dat de korpschef ter zitting van de Raad desgevraagd heeft verklaard dat pas bij het besluit van 21 november 2013 definitief is beslist over de vraag of appellante voldoet aan het onder 1.3 voor doorstroming vermelde vereiste van verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. Dit besluit behelst aldus het negatieve oordeel over de verwachte geschiktheid van appellante voor de functie van senior GGP alsmede de op dat oordeel gebaseerde afwijzing van het verzoek om doorstroming.
3.2.
Appellante heeft onder meer betoogd dat de korpschef een onredelijke invulling heeft gegeven aan het begrip verwachte geschiktheid en dat ten onrechte is geoordeeld dat zij de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP niet heeft.
3.3.
De invulling van het begrip verwachte geschiktheid heeft binnen de regiopolitie Twente plaatsgevonden door een beoordeling van twee elementen, coördinatievermogen en coach/mentorverantwoordelijkheid, zoals genoemd in de functie-eisen van senior GGP. De betrokkene hoeft daaraan nog niet volledig te voldoen, maar moet daaraan wel in potentie voldoen. Om dat te kunnen beoordelen wordt in doorgaand gedrag en handelingen/activiteiten op alle facetten van het basispolitiewerk verwacht dat de betrokkene ten aanzien van deze elementen het nodige heeft laten zien aan zijn leidinggevende. De Raad is van oordeel dat met deze wijze van beoordeling binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling wordt gebleven.
3.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de korpschef in het geval van appellante in redelijkheid tot een negatief oordeel over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP heeft kunnen komen. Met appellante beantwoordt de Raad die vraag ontkennend.
3.5.
In het advies over de verwachte geschiktheid heeft de direct leidinggevende van appellante ten aanzien van het element coaching/mentorverantwoordelijkheid - samengevat - toegelicht dat appellante positief kritisch is, functioneren bespreekbaar maakt en naar een oplossing zoekt. Ze heeft een open houding en weet zo vertrouwen te wekken. Ze neemt stelling en weet haar mening goed te verwoorden. Appellante gaat niet ‘meehuilen’ met de massa, maar maakt haar eigen afweging en neemt daartoe het initiatief. Zij weet dit ook richting de collega’s te verwoorden en hen zo te dwingen tot een kritische maar open blik. Appellante kan in het coachen/sturen van collega’s nog stappen maken en de coaching van studenten is nog in de ontwikkelfase.
3.6.
Ten aanzien van het element coördinatievermogen is in het advies over de verwachte geschiktheid - samengevat - toegelicht dat appellante in 2012 samen met een andere jeugdagent en de gemeente Wierden een aantal voorlichtingsbijeenkomsten heeft georganiseerd voor jeugd en ouders, wat tot positieve reacties heeft geleid. Ook de wethouder Jeugdzaken was lovend over de opzet en inzet. Daarnaast heeft appellante met betrekking tot overlastgevende jeugd een project opgezet en hierbij de gemeentelijke BOA en collega’s met een observatie-achtergrond betrokken. Om tot een gerichte inzet te komen heeft zij overlegd met de collega’s belast met de planning. De resultaten zijn door haar teruggekoppeld aan klagers en de gemeente. Dit heeft mede geleid tot het realiseren van een jeugdhonk.
3.7.
Uit 3.5 en 3.6 volgt naar het oordeel van de Raad dat de korpschef niet in redelijkheid tot een negatief oordeel over de verwachte geschiktheid van appellante voor de functie van senior GGP heeft kunnen komen. Hiertoe wordt tevens van belang geacht dat de korpschef ter zitting van de Raad heeft verklaard dat appellante het in zich heeft om senior GGP te worden. Dat appellante nog moet werken aan het coachen van collega’s neemt niet weg dat zij heeft laten zien dat zij in potentie geschikt is om collega’s te coachen.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De korpschef zal, met inachtneming van het oordeel dat ten aanzien van appellante moet worden uitgegaan van een verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, een nieuwe beslissing op het bezwaar moeten nemen. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen de door de korpschef te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
4. Tot slot bestaat aanleiding de korpschef te veroordelen in de kosten van appellante. Deze worden begroot op € 980,- in beroep en op € 980,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 27 maart 2014 gegrond en vernietigt dat besluit;
- bepaalt dat de korpschef een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van
hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat beroep tegen deze nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden
ingesteld;
- bepaalt dat de korpschef aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 413,- vergoedt;
- veroordeelt de korpschef in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.960,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en B.J. van de Griend en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2015.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD