Uitspraak
24 april 2013, 12/4594 (aangevallen uitspraak)
mr. M.J.F. Bär.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar 18 september 2015.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de weigering van een IVA-uitkering aan een betrokkene die als transportplanner werkzaam was. Betrokkene had haar werkzaamheden gestaakt vanwege pijnklachten en vermoeidheid. Het Uwv had vastgesteld dat betrokkene recht had op een WGA-uitkering, maar niet op een IVA-uitkering. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben in hun rapporten geconcludeerd dat er ruimte is voor een gunstige prognose met betrekking tot de herstelkansen van betrokkene, ondanks haar aandoeningen zoals fibromyalgie en mogelijk CRPS. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht geen IVA-uitkering heeft toegekend, omdat de verzekeringsarts op goede gronden heeft geoordeeld dat de beperkingen van betrokkene niet duurzaam zijn. Appellante was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de inschatting van de verzekeringsartsen van de kans op herstel van de beperkingen van betrokkene berust op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep afgewezen.