Uitspraak
.Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Den Hollander
.Het college, is met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die samen met haar echtgenoot bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand, had een langdurigheidstoeslag aangevraagd met terugwerkende kracht vanaf 5 januari 2009. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat appellante en haar echtgenoot gedurende de zestig maanden voorafgaand aan de aanvraag een inkomen hadden dat niet hoger was dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Appellante had geen bewijsstukken overgelegd om haar stelling te onderbouwen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij alle relevante stukken heeft overgelegd en dat haar inkomen niet hoger was dan de bijstandsnorm. De Raad heeft overwogen dat het aan appellante is om aannemelijk te maken dat zij voldoet aan de vereisten voor de langdurigheidstoeslag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat haar inkomen in de relevante periode onder de bijstandsnorm lag. De enkele stelling dat het college Suwinet kan raadplegen, is niet voldoende om haar claim te onderbouwen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2015.