ECLI:NL:CRVB:2015:3141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd geoordeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, die als apothekersassistente werkte, is sinds 26 augustus 2010 uitgevallen door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij met ingang van 13 december 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dus geen recht had op een uitkering. Na bezwaar van appellante heeft het Uwv in april 2013 vastgesteld dat zij recht had op een WIA-uitkering, maar de rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de gronden van appellante grotendeels een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De rechtbank had de beroepsgronden afdoende besproken en de Raad onderschrijft deze overwegingen. Er is geen nieuwe medische informatie overgelegd die aanleiding geeft voor een ander oordeel. De Raad concludeert dat appellante niet voldoet aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, aangezien zij niet in een ziekenhuis of AWBZ-instelling is opgenomen en niet aan de voorwaarden voor zelfredzaamheid voldoet.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.