4.2.Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo. 1408/71) is per 1 mei 2010 ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004 (Vo 883/2004).
4.2.1.Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Zvw, zoals dat ten tijde van belang luidde, melden in het buitenland wonende personen die met toepassing van een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen (…) in geval van behoefte aan zorg recht hebben op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, zoals voorzien in de wetgeving over de verzekering voor zorg van hun woonland, zich, tenzij zij op grond van de Zvw verzekeringsplichtig zijn, bij Cvz aan. In het tweede lid van dat artikel is, voor zover van belang, bepaald dat de in het eerste lid bedoelde personen een bij ministeriële regeling te bepalen bijdrage zijn verschuldigd. Ingevolge het vierde lid is Cvz belast met de administratie, voortvloeiend uit het eerste lid en de daar genoemde internationale regels, alsmede met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid. In het zevende lid is bepaald dat bij ministeriële regeling:
a. kan worden bepaald dat organen die pensioen of rente verschuldigd zijn in opdracht van Cvz werkzaamheden verrichten ter voorbereiding of uitvoering van beschikkingen als bedoeld in het vierde lid, waarbij kan worden bepaald dat die organen de bijdragen, bedoeld in het tweede lid, op het pensioen of de rente inhouden en aan het Zorgverzekeringsfonds afdragen;
b. kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop Cvz zijn taak, bedoeld in het vierde lid, uitoefent of de organen, bedoeld in onderdeel a, de in dat onderdeel bedoelde werkzaamheden uitvoeren.
4.2.2.De in artikel 69 van de Zvw bedoelde ministeriële regeling is de Regeling.
4.2.3.1. In artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de voor een persoon, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Zvw verschuldigde bijdrage (de buitenlandbijdrage), wordt berekend door de grondslag van de bijdrage te vermenigvuldigen met het getal dat wordt berekend uit de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon, en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland (woonlandfactor).
4.2.3.2. Artikel 6.3.1, tweede lid, van de Regeling houdt - voor zover van belang - in dat de grondslag van de buitenlandbijdrage gelijk is aan de som van:
a. een inkomensafhankelijke bijdrage, berekend overeenkomstig paragraaf 5.2 van de Zvw,
b. een inkomensafhankelijke bijdrage, berekend overeenkomstig de op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen verschuldigde premie voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en verminderd met het bedrag waarop de partner van degene die de bijdrage verschuldigd is volgens de artikelen 8.9 en 8.9a van de Wet inkomstenbelasting 2001 recht zou hebben indien degene die de bijdrage verschuldigd is verzekerd zou zijn ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover op grond van deze bepalingen geen teruggave in de inkomstenbelasting is verleend, en,
c. (…) een bijdrage per maand overeenkomende met een twaalfde van het bedrag van de standaardpremie voor een zorgverzekering, zoals deze ingevolge artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag voor het desbetreffende jaar wordt vastgesteld.
4.2.4.Van paragraaf 5.2 van de Zvw maken de volgende artikelen deel uit. Artikel 42 van de Zvw bepaalt dat de inkomensafhankelijke bijdrage over een jaar wordt geheven over het bijdrage-inkomen van dat jaar. Artikel 43, eerste lid van de Zvw bepaalt - voor zover van belang - dat het bijdrage-inkomen van een jaar is het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de verzekeringsplichtige in dat jaar is genoten aan:
a. belastbaar loon (…)
d. belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (…).
4.2.5.1. Artikel 6.3.1, achtste lid, van de Regeling houdt in dat de inkomensgegevens, benodigd voor de berekening van de in het tweede lid bedoelde grondslag, worden ontleend aan het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
4.2.5.2. Artikel 6.3.1, negende lid, van de Regeling houdt in dat indien het in artikel 8, derde lid, van de Awir bedoelde, niet in Nederland belastbaar inkomen niet is vastgesteld op grond van artikel 8 van de Awir, het door de rijksbelastingdienst wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van dat artikel.
4.2.6.Artikel 8 van de Awir (tekst 2006 en 2007) bepaalt:
“1. Toetsingsinkomen is:
a. indien over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, zoals dat in die aanslag is opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld;
b. indien over het berekeningsjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbaar loon, zoals dat blijkt uit de op het berekeningsjaar betrekking hebbende jaaropgaven, vermeerderd met het belastbare loon van het berekeningsjaar waarover loonbelasting is nageheven van de werknemer; (…)
3. Niet in Nederland belastbaar inkomen, zoals dat bij beschikking is vastgesteld, wordt in aanvulling op het eerste en het tweede lid mede als toetsingsinkomen in aanmerking genomen.”
4.2.7.Ingevolge artikel 6.3.2, eerste lid, van de Regeling wordt de in artikel 6.3.1 bedoelde bijdrage voor een in artikel 69, eerste lid, van de Zvw genoemde persoon die rechthebbende is op een pensioen of rente en voor zijn gezinsleden, door het orgaan dat het pensioen of rente uitkeert, op dat pensioen of die rente ingehouden en aan het Zorgverzekeringsfonds afgedragen (inhouding).
4.2.8.In artikel 6.3.3, eerste lid, van de Regeling is, voor zover van belang, bepaald dat het verschil tussen de op grond van artikel 6.3.1, eerste lid, bedoelde bijdrage en het totaal van de op grond van artikel 6.3.2 dan wel met toepassing van artikel 6.3.4 ingehouden of geïnde bijdrage, met inachtneming van het achtste tot en met het tiende lid van artikel 6.3.1 en het tweede lid van dit artikel, door Cvz wordt vastgesteld en verrekend, geïnd of uitgekeerd. In het derde lid is, voor zover van belang, bepaald dat Cvz het verschil voor 30 september van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft voorlopig vaststelt, en het verschil uiterlijk zes maanden na het tijdstip waarop zowel de aanslag inkomstenbelasting als de beschikking niet in Nederland belastbaar inkomen onherroepelijk zijn geworden, definitief vaststelt (definitieve jaarafrekening).