ECLI:NL:CRVB:2015:3056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van indicatie voor begeleiding individueel in het kader van AWBZ-zorg en de rol van CIZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de appellant, die lijdt aan schizofrenie met psychotische kenmerken, in beroep ging tegen een besluit van het CIZ. Het CIZ had appellant geïndiceerd voor begeleiding individueel, klasse 2, terwijl hij in feite behoefte had aan begeleiding individueel, klasse 4. De appellant weigerde behandeling onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en accepteerde alleen hulp van een bekende die hem bijstond in zijn dagelijkse zaken. Het CIZ stelde dat, gezien de weigering van de appellant om zich te laten behandelen, het beleid was om in beperkte mate begeleiding in te zetten om verwaarlozing te voorkomen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad bevestigde dat de appellant voor zijn psychiatrische problematiek afhankelijk was van behandeling onder de Zvw, maar deze behandeling weigerde. De Raad oordeelde dat het CIZ correct had gehandeld door de indicatie voor begeleiding individueel, klasse 2, te verstrekken, conform hun beleid. Het beroep van de appellant op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door het CIZ die gerechtvaardigde verwachtingen bij de appellant hadden gewekt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.