ECLI:NL:CRVB:2015:3054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget wegens onvoldoende verantwoording
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan betrokkene was toegekend voor hulp bij het huishouden. Betrokkene, die op 14 december 2014 is overleden, had een pgb ontvangen voor de periode van 10 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had betrokkene verzocht om verantwoording van het ontvangen pgb, maar betrokkene heeft niet de vereiste zorgovereenkomst en betalingsbewijzen overgelegd. Het college heeft daarop het besluit tot toekenning van het pgb ingetrokken en het betaalde bedrag van € 445,87 teruggevorderd. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van betrokkene tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop betrokkene in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat betrokkene niet aan haar verantwoordingsplicht heeft voldaan. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om het pgb in te trekken en over te gaan tot terugvordering, aangezien betrokkene niet de benodigde documenten had overgelegd. De stelling van betrokkene dat mondelinge afspraken ook rechtsgeldig zijn, werd verworpen, omdat het pgb specifiek was toegekend voor hulp bij het huishouden en niet voor sociale contacten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van betrokkene af.