ECLI:NL:CRVB:2015:2999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van woonadres
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellante, die aanvankelijk als uitwonende studerende was aangemerkt. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft appellante per 1 maart 2012 als thuiswonend aangemerkt, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van € 2.685,40. De minister baseerde deze beslissing op bevindingen van huisbezoeken die zijn uitgevoerd op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (gba) adressen van appellante en haar ouders. Tijdens deze huisbezoeken werd vastgesteld dat appellante niet op het gba-adres woonde, wat werd ondersteund door verklaringen van haar zussen en de afwezigheid van persoonlijke spullen van appellante op het gba-adres.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. Appellante stelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de minister zijn conclusie kon baseren op de onderzoeksbevindingen. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claim dat zij op het gba-adres woonde, en dat de verklaringen van haar zussen tegenstrijdig waren. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.