ECLI:NL:CRVB:2015:2971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand door kasstorting en de bewijsvoering van een lening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante had een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en stelde dat zij gescheiden was van haar ex-echtgenoot. Tijdens de procedure kwam naar voren dat er op 28 oktober 2013 een bedrag van € 1000,- op haar bankrekening was gestort. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag beschouwde dit bedrag als inkomen en verlaagde de bijstandsverlening van appellante, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat het bedrag een lening betrof. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat volgens de WWB alle inkomens- en vermogensbestanddelen die de alleenstaande kan beschikken, als middelen worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd dat het gestorte bedrag een lening was. De verklaring van een kennis over de lening was niet onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens. De Raad bevestigde dat het college het bedrag van € 1000,- terecht als inkomen had aangemerkt en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.