ECLI:NL:CRVB:2015:2935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van financiële tegemoetkoming voor aanschaf fiets met hulpmotor
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een financiële tegemoetkoming die aan appellant was toegekend voor de aanschaf van een fiets met hulpmotor. Appellant had op 25 maart 2013 een tegemoetkoming van € 2.100,- ontvangen, maar moest binnen zes maanden bewijsstukken van de aankoop indienen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 7 november 2013 het besluit tot toekenning ingetrokken en het bedrag teruggevorderd, omdat appellant niet kon aantonen dat hij de fiets had aangeschaft. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, omdat de overgelegde bon geen firmanaam bevatte en de bankafschriften geen aankoop van de fiets konden bevestigen. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat hij geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de tegemoetkoming in te trekken en terug te vorderen. De omstandigheden die appellant aanvoerde, zoals zijn gezondheidsproblemen en financiële situatie, werden niet als bijzondere omstandigheden beschouwd die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.