ECLI:NL:CRVB:2015:2907
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.N.A. Bootsma
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake tijdsevenredige gratificatie ambtsjubileum en leeftijdsdiscriminatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die niet in aanmerking komt voor een tijdsevenredige gratificatie bij zijn ambtsjubileum. De appellant, geboren in 1951, heeft in 2012 ontslag op eigen verzoek aangevraagd en is per 1 maart 2013 uit dienst getreden. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft hem vervolgens meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor de gratificatie, wat na bezwaar is gehandhaafd. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De appellant stelt dat het college hem als goed werkgever had moeten informeren over de gevolgen van de gewijzigde pensioenregelgeving. Hij betoogt dat hij recht heeft op een tijdsevenredige gratificatie, omdat hij bij de invoering van de FPU-regeling aan de voorwaarden voldeed. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat er geen sprake is van gewekte verwachtingen die de appellant rechtvaardigen. Het vertrouwensbeginsel is niet van toepassing, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door het college.
Daarnaast voert de appellant aan dat er sprake is van ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie, omdat hij door zijn geboorte na 1949 niet in aanmerking komt voor de FPU-regeling en daardoor ook niet voor de gratificatie. De Raad oordeelt dat het onderscheid dat gemaakt wordt door de gewijzigde pensioenregeling gerechtvaardigd is door het legitieme doel om arbeidsparticipatie te bevorderen. De keuze van het college om geen gratificatie toe te kennen bij ontslag wegens ABP KeuzePensioen is passend en noodzakelijk. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en het hoger beroep slaagt niet.