ECLI:NL:CRVB:2015:2901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- W.J.A.M. van Brussel
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens wangedrag van een ambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee (Kmar) tegen zijn ontslag wegens wangedrag. De appellant, die sinds 14 juni 2004 werkzaam was bij de Kmar, had in het verleden verschillende incidenten op zijn naam staan, waaronder een forse snelheidsovertreding en een escalatie van een ruzie in zijn privéleven. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de combinatie van deze gedragingen niet voldoende ernstig is om een ontslag wegens wangedrag te rechtvaardigen. De Raad stelt vast dat, hoewel het gedrag van de appellant in de privé-sfeer niet in lijn is met de vereiste eigenschappen voor zijn functie, de gedragingen op zichzelf niet ernstig genoeg zijn om tot ontslag over te gaan. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en herroept het ontslagbesluit van de minister van Defensie, waarbij ook de proceskosten van de appellant worden vergoed.
De uitspraak is gedaan op 27 augustus 2015 door de Centrale Raad van Beroep, die oordeelt dat de eerdere gedragingen van de appellant, hoewel ze aanleiding gaven tot waarschuwingen, niet zodanig ernstig zijn dat ze een ontslag rechtvaardigen. De Raad benadrukt dat de appellant niet alleen op basis van zijn eerdere gedragingen kan worden ontslagen, maar dat er een cumulatieve ernst moet zijn die ontbreekt in deze zaak. De Raad concludeert dat het ontslag niet in stand kan blijven en dat de minister de kosten van de rechtsbijstand van de appellant moet vergoeden.