ECLI:NL:CRVB:2015:2883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds 15 december 2010 met pijnklachten aan de rechterarm uitgevallen is na een ongeval op het werk, heeft hoger beroep ingesteld tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 30 november 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn uitkeringsaanvraag. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de ernst van zijn klachten, waaronder niet alleen de rechterarmproblematiek en OSAS, maar ook psychische klachten zoals depressie en persoonlijkheidsproblematiek. Appellant verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige voor nader onderzoek naar zijn klachten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk is. De rapporten van de verzekeringsartsen tonen aan dat er voldoende rekening is gehouden met de klachten van appellant.
De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische grondslag van het besluit van het Uwv. De aanvullende stukken die appellant in hoger beroep heeft ingediend, bieden geen nieuwe inzichten die de eerdere conclusies van de rechtbank kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.