ECLI:NL:CRVB:2015:279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- J. Brand
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de verzekerde voor de besteding van het persoonsgebonden budget (pgb) en de rol van het Zorgkantoor
In deze zaak gaat het om de verantwoordelijkheid van de verzekerde voor de besteding van het persoonsgebonden budget (pgb) dat aan hem is verleend door het Zorgkantoor. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is, ook wanneer het beheer van het pgb is uitbesteed aan een derde, zoals een ex-partner. De appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, stelde dat hij door zijn medische situatie niet in staat was om zelf de verantwoording te doen en dat het Zorgkantoor zich moest wenden tot zijn ex-partner, die het pgb had aangevraagd. De Raad oordeelt echter dat de appellant, ondanks zijn situatie, verantwoordelijk blijft voor het pgb en dat hij een bewindvoerder had moeten aanstellen als hij niet in staat was om zelf de verantwoording te doen.
De Raad wijst erop dat de wetenschap van het Zorgkantoor over eerdere problemen met de verantwoording door de ex-partner niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van de appellant. De Raad bevestigt dat de appellant niet voldoende verantwoording heeft afgelegd over de besteding van het pgb en dat het Zorgkantoor terecht heeft besloten om het pgb op nihil vast te stellen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant geestelijk bekwaam was en dat hij zelf verantwoordelijk was voor het beheer van het pgb, ongeacht de uitbesteding aan zijn ex-partner. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.